Page images
PDF
EPUB

VII

Wordt dit deel en het volgende, waarmede deze bundel besloten zal worden, met eenig genoegen ontvangen, zoo zal dit mij aansporen ter beschaving en uitgave van een zeer uitgebreid Dichtwerk, wuarin ik den roem, lof en deugden onzer Voorvaderen heb trachten te bezingen; een gedicht, waaraan ik, gedurende tien jaren zeer veel aangename en weemoedige uren verschuldigd ben: deugden door ons, helaas, thans te veel miskend, en wier aandenken onuitwischbaar in de harten van elk regtschapen en eerlijk Nederlander behoorde gegrift te zijn.

Ik eindig met de woorden van Jacobi, die ik overneem, en gerust op mij durf toepassen (1): » Ich begehre von dem Dichter, » wie von dem Prosaisten, das man wisse, wer er ist, was er will. » Er soll heute seyn, was er gestern war; nicht an einem Orte » scherzen über das, was er an einem anderen als ehrwurdig angab. » Was ihm heilig ist, soll ihm heilig bleiben, immer und überall. »Ich weiss dass ich nie meinem Glaube verläugnete; nicht einmal » meinem Gesmack. Ein Schriftsteller begeht meines erachtens eine » Verrätherey an seinen Zeitalter, wenn er, um des Beijfalls willen, » nach dem Geschmacke desselben sich bequemt.

[ocr errors]

1809.

(1) J. G. Jacobi's sämmtliche Werken, Erster Band, Zucis 1807. Vorrede pag. 6.

DICHTSTUKKEN.

HET ZONNESTELSEL.

Ontrukt

ntrukt ge, o Dichtkunst! mij aan 't hartverplettrend heden?

Ben ik gewaardigd in uw heiligdom te treden?

Voert gij me in d'aether op, omhuld met uwen gloed;

En drijft reeds de aardbol, als een nevel, aan mijn' voet?

Ja! 'k voel 't, ge ontvlamt mijn hart! 'k zal uwer waardig zingen. 'k Zie met versmading op 't gewoel der stervelingen:

De spinneweefsels van der vorst- of volkenlist

Verscheurt mijn geest als rag, verdwijnen als een mist.
Laat andren uit belang, in afgesmeekte zangen,
Een' Attila 't gewaad eens Antonijns omhangen,

Ik vloek hunn' logenzang. Gij, Dichtkunst! zijt te schoon,
Dan dat ik u verlaag tot een' gehuurden toon.

'k Laat op dit nietig stof, dat wij een wereld noemen,
De wezens van één uur zich onderling verdoemen;
Door woede, dweeperij of heerschzucht aangesard,
Om eenen molshoop 't staal zich drukken in het hart;
Ik laat die mieren in haar mierennesten wemelen;

« PreviousContinue »