Wat zangster duizelt niet bij de onuitputbre stof! 'k Heb elders reeds mijn hart ontlast in dankbren lof. Neen, Van der Velde! schoon 'k uw' waterval hoor klateren! Ostade! uw jaarmarkt zie, en hoor uw landjeugd schateren! Van Huissem! schoon uw kunst en vrucht en bloem bezielt! En Holland, nevens mij, voor Dou en Mieris knielt! Metzu en Bot en Hals, en Slingeland hier toovert ! Lairesse en Van der Werf op 't graf zijn' buit herovert! En ik met Ruisdaal dweep, bij 't murmlen van een' vliet ! o, Goden in de kunst! U, scheppers! zing ik niet. En gij, o Rembrandt! gij, Prometheus! die de stralen Voel Neêrland! voel u zelv'! zij trotsch op eigen waarde! 'k Heb thans mijn hart voldaan! mijn' boezem uitgegoten! o Gij! in wie ik leef, en adem! o mijn zonen! Dit denkbeeld is mij meer dan lof en lauwerkroonen! Voor mij zijt ge allés, ja veel meer dan lofgeschal, ་་ Mijn Vader heeft met vuur zijn Vaderland bemind. » En Gij, mijn Landgenoot! o, zoo ik 't lot mogt danken, Één graankorl, achtloos in een' vruchtbren grond bedolven, KORTE INHOUD VAN HET VOORGAANDE DICHTSTUK. EERSTE ZANG. Zedelijkheid. Aanhef. Voorstelling van het onderwerp. genooten. Aanroeping. Aanspraak aan mijne LandLiefde tot het Vaderland. - Alles zijn wij aan onze voorvaderen verpligt.— De Natuur heeft andere landen begunstigd, alleen Nederland niet. De grond dien wij bewonen is een voortbrengsel der kunst. — De zedelijkheid onzer voorvaderen. Deugd. - Verdraagzaamheid. Weldadigheid. Godsdienst. Voortreffelijkheid onzer voorvaderen in zedelijkheid. De welvaart der voorouderen, een gevolg hunner deugd. VEEDE ZANG. Heldenmoed ter land. Nederland bij den Rijn vergeleken. — Bespiegeling over 's lands geschiedenis bij het graf van Willem I. Zucht voor de vrijheid, het kenmerk der Batavieren en der Nederlanders. Strijd tegen Spanje. ~- Alkmaar. - Naarden. - - Leyden.. Slag bij Nieuwpoort Lof van Willem I. Nederland uit kleine beginselen groot geworden. Oorlogen met Engeland, Frankrijk, Zweden, enz. Liefde tot het Vaderland. — De Dichter wordt verplaatst in het zielenveld. — Beschrijving. Aanspraak van Vondel. - De Groot heeft ook den lof van Nederland verdedigd. DERDE ZANG. Nachtgezigt van den Dichter. Heldenmoed ter zee. De zee is het lauwerveld der Hollanders. De Grieken en de Romeinen zijn geene grootere helden dan de Nederlanders. Engeland heeft altoos met overmagt tegen ons ter zee gestreden. — Zeeslag op de Zuiderzee tegen Bossu. — 's Lands zeevaart uit kleine beginselen groot geworden. Dood van Claassens. — Vierdaagsche Zeeslag. — Lof onzer Zeehelden. Lof van De Ruiter. Slag op Doggersbank. VIERDE ZANG. Zeevaart. De Nederlandsche maagd ontvangt de schatting van het Oost en West. — Togt naar het Oosten. schijnt hem. Houtman aan de Kaap de Goede Hoop. Voorspelling. Geschiedenis van Egeron en Adeka. ningen. Lofzang der Oostersche volkeren. van Van Noord. - Van A. Tasman. Een geest verOverwinVoorspoed van Nederland. — Togt Ontdekkingen in het Noorden. — Togt van Walvischvangst. — Handel. |