Page images
PDF
EPUB

Wat zangster duizelt niet bij de onuitputbre stof! 'k Heb elders reeds mijn hart ontlast in dankbren lof. Neen, Van der Velde! schoon 'k uw' waterval hoor klateren! Ostade! uw jaarmarkt zie, en hoor uw landjeugd schateren! Van Huissem! schoon uw kunst en vrucht en bloem bezielt! En Holland, nevens mij, voor Dou en Mieris knielt! Metzu en Bot en Hals, en Slingeland hier toovert ! Lairesse en Van der Werf op 't graf zijn' buit herovert! En ik met Ruisdaal dweep, bij 't murmlen van een' vliet ! o, Goden in de kunst! U, scheppers! zing ik niet.

En gij, o Rembrandt! gij, Prometheus! die de stralen
Der zon, als magtig God, op uw paneel deedt dalen,
En 't gloeijend zonnevuur rooft van den hemelboog,
U allen zing ik niet! gij zijt mijn zang te hoog.

Voel Neêrland! voel u zelv'! zij trotsch op eigen waarde!
Blijf, blijf oorspronklijk! zwicht in kunst voor niets op aarde,
En kniel, kniel nevens mij, voor 't godlijk voorgeslacht,
Ja! eeuwig blijv❜ hunne asch ons wierook toegebragt!

'k Heb thans mijn hart voldaan! mijn' boezem uitgegoten!
Der Vadren deugd vermeld! voor U, mijn Landgenooten !
Mijn' zang doen ruischen! Zwak en nietig was mijn taal,
En stamelend mijn klank, en flaauw en doodsch 't verhaal
Der godendaden onzer Vadren! maar mijn pogen
Versmaadt ge, o Neêrland! niet, is roemrijk in uwe oogen:
Ja, 't pogen zelfs is grootsch in 't worstelperk der eer,
En 'k leg mijn speeltuig voor 't altaar der dichtkunst neêr.
Gelukkig zoo mijn zang, als ik niet meer zal wezen,
Slechts door mijn kindren wordt, in eenzaamheid, gelezen :
Zoo, mijmrend, dan mijn kroost nog aan den vader denkt,
En, dankbaar voor decz' zang, mijne asch zijn tranen schenkt.

o Gij! in wie ik leef, en adem! o mijn zonen!

Dit denkbeeld is mij meer dan lof en lauwerkroonen!

Voor mij zijt ge allés, ja veel meer dan lofgeschal,
En pracht, en schat en rang, ja meerder dan 't heelal.
o, Als gij schreijende mijne assche zult vergaderen,
En mijn gebeente rust bij 't overschot der Vaderen,
Zegt dan, als gij uw ziel in mijn gezang hervindt :

་་

Mijn Vader heeft met vuur zijn Vaderland bemind. »

En Gij, mijn Landgenoot! o, zoo ik 't lot mogt danken,
Dat ik één harté slechts bezield heb door mijn klanken,
Één ziel ontgloeid heb tot der Vadren moed en kracht,
o, Dan is niet vergeefs mijn zang U toegebragt.

Één graankorl, achtloos in een' vruchtbren grond bedolven,
Zien we, als een' zwangren halm, ras op den luchtstroom golven,
Hij schudt zijn vruchten af, die, rijpende in den grond,
In halmen opslaan, waar eerst ruigte en heerster stond :
Dan duizendvoud herteeld en duizendwerf herboren,
Doorgolft een gansch gewest een gouden zee van koren :
En 't land, eerst naakt en woest, nu rijk en mild gevoed,
Dankt blij aan d'eersten korl zijn vrucht en overvloed.

KORTE INHOUD

VAN

HET VOORGAANDE DICHTSTUK.

EERSTE ZANG.

Zedelijkheid.

Aanhef.

Voorstelling van het onderwerp.

genooten. Aanroeping.

Aanspraak aan mijne LandLiefde tot het Vaderland. - Alles zijn wij aan onze

voorvaderen verpligt.— De Natuur heeft andere landen begunstigd, alleen Nederland niet. De grond dien wij bewonen is een voortbrengsel der kunst. — De zedelijkheid onzer voorvaderen. Deugd.

[blocks in formation]

-

Verdraagzaamheid.

Weldadigheid.

Godsdienst. Voortreffelijkheid onzer voorvaderen in zedelijkheid.

[merged small][merged small][ocr errors]
[ocr errors]

De welvaart der voorouderen, een gevolg hunner deugd.

[blocks in formation]

VEEDE ZANG.

Heldenmoed ter land.

Nederland bij den Rijn vergeleken. — Bespiegeling over 's lands geschiedenis bij het graf van Willem I. Zucht voor de vrijheid, het kenmerk der Batavieren en der Nederlanders. Strijd tegen Spanje. ~- Alkmaar.

[ocr errors]

- Naarden.

-

- Leyden.. Slag bij Nieuwpoort Lof van Willem I. Nederland uit kleine beginselen groot geworden. Oorlogen met Engeland, Frankrijk, Zweden, enz. Liefde tot het Vaderland. — De Dichter wordt verplaatst in het zielenveld. — Beschrijving. Aanspraak van Vondel. - De Groot heeft ook den lof van Nederland verdedigd.

[ocr errors]

DERDE ZANG.

Nachtgezigt van den Dichter.

Heldenmoed ter zee.

De zee is het lauwerveld der Hollanders. De Grieken en de Romeinen zijn geene grootere helden dan de Nederlanders. Engeland heeft altoos met overmagt tegen ons ter zee gestreden. — Zeeslag op de Zuiderzee tegen Bossu. — 's Lands zeevaart uit kleine beginselen groot geworden. Dood van Claassens. — Vierdaagsche Zeeslag. — Lof onzer Zeehelden. Lof van De Ruiter. Slag op Doggersbank.

[ocr errors]

VIERDE ZANG.

Zeevaart.

De Nederlandsche maagd ontvangt de schatting van het Oost en West. — Togt

naar het Oosten. schijnt hem.

Houtman aan de Kaap de Goede Hoop.

Voorspelling. Geschiedenis van Egeron en Adeka.

ningen. Lofzang der Oostersche volkeren. van Van Noord. - Van A. Tasman.

[merged small][ocr errors][ocr errors][merged small]
[ocr errors]

Een geest verOverwinVoorspoed van Nederland. — Togt

Ontdekkingen in het Noorden. — Togt van

Walvischvangst. — Handel.

« PreviousContinue »